7 tips voor zinnen

  • Door Taaluilen
  • 23 februari 2016
7 tips voor zinnen

Zeven tips voor zinnen

1. Stop niet te veel informatie in één zin.

Joost pakte de hamer, aarzelde bij de spijker en legde hem toen weer weg omdat hij eigenlijk de nijptang nodig had om het ding uit de muur te trekken.

Joost pakte de hamer, maar aarzelde. Hij legde hem weer weg. Om die spijker uit de muur te trekken, had hij een nijptang nodig.

2. Gebruik in één zin nooit meer dan één bijzin.

Geertje, die zich al jaren ergerde aan haar man, die steeds de hamer pakte en zich dan bedacht, reikte Joost de nijptang aan.

Geertje ergerde zich al jaren aan haar man. Hij pakte altijd de hamer om zich dan weer te bedenken. Ze reikte Joost de nijptang aan.

3. Schrijf niet alleen maar korte zinnen. Je lezer wil graag serieus genomen worden.

Wat een gedoe. Altijd hetzelfde liedje. Ze was er zat van. Het moest anders.

Ze vond het maar een gedoe. Het was altijd hetzelfde liedje en ze was er zat van. Vanaf nu moest het anders.

4. Breng variatie aan in de lengte en de wijs van zinnen.

Waarom deed hij dat toch? Steeds het verkeerde pakken? Die spijker moest er immers uit. De nijptang was toch logisch?

Ze vroeg zich af waarom hij steeds het verkeerde pakte. Die spijker moest eruit met een nijptang. Logisch toch?

5. Dubbele punt, haakjes en gedachtestreepjes verstoren vaak het leesgemak.

Ze had een idee: een label met daarop een tekst (“nijptang”) – dat zou wel helpen.

Ze had een idee. Ze zou een label met de tekst ‘nijptang’ op de nijptang plakken. Dat zou wel helpen.

6. Draai er niet omheen maar kom in een zin snel ter zake.

Joost, ik wil je nu eindelijk eens vragen of je de moeite wilt nemen de hamer weg te leggen en de nijptang te pakken.

Joost, leg de hamer weg en pak de nijptang.

7. Vermijd waar mogelijk de lijdende vorm.

Die tekst zou door Joost vast wel gelezen worden.

Die tekst zou Joost vast wel lezen.

Meer over

Deel dit artikel

Scroll naar boven