Het blijft moeilijk, de werkwoordspelling. Die akelige d of dt.
Goed nieuws. De kans is groot dat je het na het lezen van dit artikel helemaal goed doet. Je hoeft maar drie stappen te onthouden.
Om te beginnen: alleen werkwoorden op -den zijn lastig.
Het probleem met d of dt bestaat alleen bij werkwoorden die eindigen op -den. Het probleem is namelijk dat je bij deze werkwoorden niet hoort dat er na de d nog een t komt. Hij antwoord (fout!) klinkt precies hetzelfde als hij antwoordt (goed). Je hoort de t niet.
Bij alle andere werkwoorden hoor je de t wel gewoon. Geen centje pijn dus.
Hij loopt naar de stad.
Zij boekt een reis.
Jij klinkt verkouden.
Hier gaan we gebruik van maken om jouw probleem op te lossen.
Stap 1: Controleer of het hele werkwoord op -den eindigt.
Zet wat je hoort om naar het hele werkwoord. Hoor je Ik melt (fout!) me aan, dan verleng je dat melt naar het hele werkwoord en dat is melden.
Ik [melden] me aan voor die cursus.
Wanneer [melden] jij je aan?
Henk [worden] volgende maand 50.
Pas op, je [binden] het te strak vast!
Het is beter als je het bestand [downloaden].
Stap 2: Haal -en eraf om de stam te krijgen.
Dat doe je in het Nederlands altijd bij werkwoorden: je begint met de stam en die blijft helemaal staan. Die d zit er dus altijd in!
Ik [meld] me aan voor die cursus.
Wanneer [meld] jij je aan?
Henk [word] volgende maand 50.
Pas op, je [bind] het te strak vast!
Het is beter als je het bestand .
Stap 3: Zorg dat je de t wel hoort.
Dat kan heel gemakkelijk. Je vervangt gewoon elk werkwoord waar je over twijfelt door ‘loop’ of ‘loopt’. Je hoort dan of de t er wel of niet moet komen. Hoor je hem wel, dan voeg je hem toe. Hoor je hem niet, dan laat je hem weg. Gaat altijd goed.
Ik [loop] meld me aan voor die cursus.
Wanneer [loop] meld jij je aan?
Henk [loopt] wordt volgende maand 50.
Pas op, je [loopt] bindt het te strak vast!
Het is beter als je het bestand [loopt] downloadt.
Voorbeeld 1
Het schip strand of strandt op de kust.
Hele werkwoord is stranden. Eindigt op -den.
De stam is min -en: strand.
Het schip loopt. Je hoort de t.
Nog een voorbeeld
Ik beantwoord of beantwoordt zijn vraag.
Hele werkwoord is beantwoorden. Eindigt op -den.
De stam is min -en: beantwoord.
Ik loop. Je hoort geen t.
Wil je een paar keer oefenen?
Hier zijn een paar oefenzinnen. Helemaal onderaan de pagina vind je de goede oplossing.
Om twee uur (landen) het vliegtuig uit Noorwegen.
(Vermoeden) jij dat het nog ver is?
Zelf (vermoeden) ik dat niet.
Deze veteraan (vermijden) elk contact met oud-strijders.
(Belanden) je in dat land in een chaos?
(Houden) je zus wel van een geintje?
Mijn broer (worden) later piloot.
Ik (worden) juist stuurman.
landt – vermoed – vermoed – vermijdt – beland – houdt – wordt – word