Die scheidsrechter en zijn gele kaarten irriteren mij.
Waar gaat het fout?
Irriteren betekent ongeveer hetzelfde als ergeren. Daar begint het mee.
Bij het werkwoord ergeren horen het woordje zich en het voorzetsel aan.
Irriteren neemt die twee woordjes over.
Het resultaat?
Ik irriteer me aan die vrouw.
Wat het wel moet zijn?
Om het goed te doen, draai je de zin hierboven helemaal om en zet je het deel dat begint met aan voorop. Dan gaat de rest vanzelf goed.
Of je vergeet dat irriteren en gebruikt alleen ergeren.
Die vrouw irriteert me.
Ik erger me aan die vrouw.
Nog een paar foute en goede voorbeelden
De voorzitter irriteerde zich aan het gedrag van de secretaris.
Ook een trainer kan zich ontzettend aan kleine dingen irriteren.
Irriteer jij je ook zo aan al die mobiele telefoons?
Ook een trainer kan zich ontzettend ergeren aan kleine dingen.
Erger jij je ook zo aan al die mobiele telefoons?
Wederkerende werkwoorden
Werkwoorden met zich worden wederkerende werkwoorden genoemd: zich douchen, zich vergissen, zich behelpen, zich ontfermen, zich bezuipen. En dus ook zich ergeren.
Goed onthouden: zich irriteren* bestaat niet!