Hij wil / hij wilt

  • Door Taaluilen
  • 01 mei 2015
hij wil / hij wilt
Hij wil een ijsje.
Hij wilt een ijsje.

Hij wil

Willen lijkt een regelmatig werkwoord, maar dat is het niet. Want in de derde persoon enkelvoud gaat de regel stam+t niet op. Oftewel, wanneer je het over hij of zij hebt, of over Jan of Truus, komt er dus geen -t bij.

Jan wil een opblaaskrokodil.
Truus wil een weekendje naar Texel.
Zij wil een huis kopen.
De buurman wil een nieuwe schutting plaatsen.

Wilt

Wilt past alleen in een zin met je/jij en u:

Je bent jong en je wilt wat.
U wilt vast nog wel een kopje thee.

Maar wil is in deze zinnen ook prima. Je wil en u wil zijn net iets informeler.

Noot: bij je en jij valt de -t weer weg wanneer je er een vraagzin van maakt:

Wil je een koekje?

Meer over

Deel dit artikel

Scroll naar boven