Hij wil / hij wilt
Hij wil een ijsje. Hij wilt een ijsje. Hij wil Willen lijkt een regelmatig werkwoord, maar dat is het niet. Want in de derde persoon enkelvoud gaat de regel stam+t niet op. Oftewel, wanneer je het over hij of zij hebt, of over Jan of Truus, komt er dus geen -t bij. Jan wil een opblaaskrokodil. Truus …