In het linker voorbeeld staat het werkwoord in het meervoud (spelen), in het rechter voorbeeld in het enkelvoud (speelt). Alleen die laatste is goed. Hoe is de regel?
1. Je gebruikt het enkelvoud in zinnen met zowel … als. In feite zeg je namelijk:
Jan speelt bij de senioren en Leo speelt ook bij de senioren.
Zowel mijn tante als mijn oom komt van oorsprong uit Zwolle.
Zowel het voor- als nagerecht is in prijs verlaagd.
Zowel krant als tijdschrift heeft het moeilijk in deze tijd.
2. Als een van de delen in het meervoud staat, gebruik je natuurlijk een persoonsvorm in het meervoud.
Zowel de boer als zijn knechten profiteerden van de welvaart.
Zowel ik als mijn zwagers zullen van de partij zijn.
Zowel de inbreker als zijn handlangers werden gearresteerd.
3. Hoe zit het als twee enkelvoudige onderwerpen een verschillende persoonsvorm vereisen? Dan gebruik je het meervoud.
Zowel jij als mijn broer hebben een fout gemaakt. (Het is ik heb en mijn broer heeft.)
Zowel ik als mijn buurman snappen het niet. (ik snap, mijn buurman snapt)
Zowel zij als ik komen nooit in de landbouw terecht. (zij komt, ik kom)