Ondanks de NS rijdt mijn trein op tijd. Heerlijk eerste klas, niet al te druk, ruimte zat, niks aan de hand. Verderop zit een dame, ik schat haar een jaar of 35, knap, aantrekkelijk, mooi gekleed, beetje chique. Ik vermoed dat ze leiding geeft en dat ze dat met al haar charmes moeiteloos doet. Maar voor hetzelfde geld doet ze iets in de sales en ook dat gaat haar goed af. Zo’n alles-zit-mee-in-het-leven type. Ze leest het NRC en zo te zien is ze verdiept in een boeiend artikel. Opeens schiet haar wat te binnen. Ze vouwt gehaast haar krant op en graait in haar tas.
Oh jee. Er komt een appel tevoorschijn. Een grote. ‘Jij moet op’, zo kijkt ze hem even aan. ‘gggraaahh’, hoor ik. Het knalt door de trein, ‘gggraaahh’. Ik verstijf.
Tergend langzaam
Ze behoort tot het appeletende treinreizigersoort dat ervoor kiest de appel tergend langzaam op te eten. Bij hen zit er geen vast hapritme in. Soms komen er twee happen na elkaar, soms zit er meer dan een minuut ruimte tussen de ene hap en de andere. Soms leggen ze de appel zelfs een paar minuten weg om later het hardop-naar-binnen-werken weer fanatiek op te pakken.
“Mevrouw, u heeft zojuist het besluit genomen een appel te gaan eten. U heeft het gelijk van de wereld. U heeft de hele dag hard gewerkt, het duurt nog even voor u aan tafel zit en u heeft trek en een appel is dan een ideële oplossing. Verstandig van u. Smakelijk eten, zou ik zeggen. Even nog dit, als je zelf een appel eet, heb je zelf niet het idee dat iedere hap behoorlijk wat geluid veroorzaakt. Voor medereizigers ligt dat anders. Soms lijkt het of elke volgende hap meer lawaai veroorzaakt. Uw ‘gggraaahh’ hakt er behoorlijk in bij de mensen om u heen. Uw probleem niet, ik geef het toe, maar wellicht kunt u de appel snel opeten, des te eerder zijn we ervanaf.”
Steeds harder
Aan haar appel komt geen einde. Elke ‘gggraaahh’ klinkt harder dan de vorige. Ik probeer aan iets ergs te denken, mijn probleem terug te brengen tot een luxeprobleem. Ik kon bijvoorbeeld dakloos zijn, maar ik ga naar een lekker warm huis. Ik kon een vreselijke operatie moeten ondergaan maar dat hoeft niet, ik ben kerngezond. Het helpt niet.
“Als u nu niet onmiddellijk stopt…”
Ik besluit mijn zitplaats in te leveren aan een totaal niet oude of zielige of slecht ter been zijnde man, die mij verbaasd aankijkt. “Nou, dank je wel dan…” Ik moet hier weg.
Je hebt me inmiddels wel door. Ik ben een ‘misofoon’ en lijd dus aan ‘misofonie’. Dan heb je een afkeer van geluiden die door mensen geproduceerd worden, zoals mond- en keelgeluiden als smakken, slikken, ademen, neus ophalen etcetera.
Appelgeluiden zijn voor mij het ergste, dan chipsgekraak, dan slurpen en dan mensen van wie de kaken kraken als ze eten.
Heb je toch maar weer mooi een nieuw woord geleerd.