mo·gen (mocht, heeft gemogen)
1 tot iets in staat zijn: er mogen zijn er aantrekkelijk uitzien
2 kunnen: zich mogen verheugen in grote populariteit
3 het recht, de toestemming hebben: van mij mag het ik vind het goed; wat mag het zijn? vraag van een verkoper in een winkel
4 (van een persoon) wel aardig vinden: ik mag hem wel
5 mogelijk zijn: het mag wel waar zijn; het heeft niet zo mogen zijn verzuchting als iets prettigs niet is gebeurd; dat mocht je willen! schamper commentaar op een onrealistische wens
6 wenselijk zijn: je mag weleens opschieten!
In schrijftaal wordt het werkwoord vaak ten onrechte gebruikt.
‘Ik mag u met trots vertellen dat we binnenkort een nieuw pand openen’.
‘Wij zijn blij te mogen aankondigen dat we Jan Duursma op vrijdagavond 10 december weer in ons zorgcentrum mogen verwelkomen.’
Sterker en moderner:
‘Ik ben trots dat we binnenkort een nieuw pand openen’.
‘Jan Duursman is op vrijdagavond 10 december weer van de partij is in ons zorgcentrum. Daar zijn we erg blij mee.’
Wees dus kritisch als een vorm van ‘mogen’ uit je pen vloeit. Schrappen als het enigszins kan dus.
Iets van de laatste jaren is dit gebruik van ‘mogen’. Op LinkedIn bijvoorbeeld.
‘Ik heb jaren les mogen geven op deze school.’
‘Vanaf 2015 mocht ik als directeur leidinggeven aan deze fantastische mensen.’
‘Wat mooi om in zo’n inspirerende omgeving te mogen werken’.
Misschien persoonlijk, maar ik krijg er koude rillingen van. Waarom? Het druipt er vanaf. Zo geweldig. Zo mooi. Een te hoog geluksvogel niveau.
En ‘te’ is nooit goed. Behalve in tequila, tevreden en tegoedbon. En in Tubbergen misschien.