Sommige woorden horen bij elkaar. Het zijn vaste woordcombinaties, bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord plus een werkwoord. Maar als het onderwerp samengesteld is, kiezen we nog wel eens het verkeerde werkwoord.
Waarom gaat het fout?
Zolang het om eenvoudige zinnen en woorden gaat, is er meestal geen probleem. Maar hoe langer de zin en hoe moeilijker de opbouw van het onderwerp, des te makkelijker maak je de verkeerde keuze. Vooral als de zin ook nog eens in de lijdende vorm staat.
Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis worden vaak niet of te laat gesignaleerd.
Deze zin lazen we in de Volkskrant.
Klopt die zin wel? Nee, die klopt niet. Laten we eens kijken waarom niet.
Wat is het zelfstandig naamwoord dat bij signaleren hoort? Het moet wel meervoud zijn, want de persoonsvorm (worden) is ook meervoud. Dan kan het alleen ‘kinderen’ of ‘kinderen met een taalontwikkelingsstoornis’ zijn.
Maar is dan signaleren wel het juiste werkwoord? Stoornissen, oké, die kun je signaleren. Maar kinderen (al dan niet met taalontwikkelingsstoornis) niet. Ja, als ze op de stoep langs een drukke weg spelen. Dan kun je ze op tijd signaleren, ontdekken, zien.
Vaag?
Vervang signaleren in de voorbeeldzin maar eens door zien. Dan wordt het misschien wat duidelijker.
Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis worden vaak niet of te laat gezien.
6 tips om dit te voorkomen
- Houd je zinnen kort en gebruik makkelijke woorden.
- Moet je toch moeilijke woorden gebruiken, vervang ze dan ter controle tijdelijk door een eenvoudiger synoniem.
- Zoek het onderwerp op en bedenk welk werkwoord daarbij hoort.
- Is het een samengesteld onderwerp, zoek dan het hoofdwoord op.
- Vermijd passieve zinnen. Zinnen met ‘worden’ gaan eerder fout.
- Wil je het werkwoord graag handhaven? Herformuleer dan de zin met een ander en bijpassend onderwerp.
Een taalontwikkelingsstoornis wordt bij kinderen vaak niet of te laat gesignaleerd.