Het meisje wat daar loopt, woont in onze straat.
Het meisje dat daar loopt, woont in onze straat.
Wat of dat? De woorden ‘dat’ en ‘wat’ zijn allebei verwijswoorden die betrekking hebben op iets wat eerder is genoemd (betrekkelijke voornaamwoorden). Ze worden vaak verkeerd gebruikt.
Dat
‘Dat’ gebruik je als het verwijst naar een zelfstandig naamwoord.
Het bureau dat ik van mijn vader erfde, staat momenteel op zolder.
Wat
Wat gebruik je als verwijswoord alleen in de volgende gevallen:
1. na ‘dat’, ‘datgene’, ‘iets’, ‘niets’ en ‘alles’
Dat is alles wat ik weet.
2. als het slaat op een hele zin
Ik heb lang moeten wachten, wat heus geen pretje is.
3. na een overtreffende trap
Dat is het mooiste wat er is.
4. na een voorzetsel
Ik geloof geen woord van wat hij vertelt.